Sjoerd Bakker

Sjoerd Bakker
Gepensioneerd boswachter Staatsbosbeheer en ringer in Zuidwest-Friesland

Nederland en ganzen horen bij elkaar. Opgegroeid als boerenzoon aan de oevers van de Fluessen in Gaasterland (Friesland) kwam ik van jongs af aan met ganzen in aanraking. In de 60-er jaren waren dat ’s winters meest kolganzen en soms brandganzen in het vroege voorjaar tijdens het kievitseieren zoeken. En later in april pleisterden jaarlijks kleine groepen grauwe ganzen tijdens de doortrek in de weilanden van onze boerderij. Die moesten dan verjaagd worden. Het opvallende zoevende geluid van de vleugels van dichtbij opvliegende grauwe ganzen doet mij daar nog altijd aan herinneren. Weidevogels en ganzen hebben altijd mijn interesse gehouden. Zo herinner ik mij m’n eerste streekkopgans (indische gans) rond 1972 tussen een groepje grauwe ganzen voor de ouderlijke boerderij. En de tientallen dode kol- en kleine rietganzen die ik daar begin januari 1979 in een dikke laag sneeuw in de weilanden vond. Ten gevolge van een zeer plotselinge koude-inval met veel sneeuw waren veel ganzen kennelijk verrast met noodlottig gevolg . Wat me toen erg opviel was het grootte-verschil tussen de kolgans en de ‘kleine’ rietgans, de laatste was flink groter. Vanwege de naam zou je dat andersom verwachten. Als boswachter bij Staatsbosbeheer in Zuidwest-Friesland kreeg ik jaren later de kans om door de flappers Walinga en van der Wal gevangen ganzen te mogen ringen en soms bij Bouke Sjonger. Henk van der Meulen had dit vele jaren gedaan en na hem Sietze Braaksma een jaar. Trinus Haitjema, Rob Rieder (vrij kort) en ik namen dat in 1988 over. In december dat jaar hebben we de Malestijnen bij Bunschoten bezocht met de ringers Han Smit en Jan Burger. Ze hadden toen een toendra-rietgans gevangen met een compleet gele snavel. Volgens Burger de 4e of 5e met zo’n gele snavel van de toen 15.000 geringde toendra-rietganzen. Bij de flappers Minne van der Wal die jaren samen met Huitema flapte en Jan Walinga heb ik heel wat mooie uren in en bij de hut doorgebracht. En later bij hun zoons en opvolgers de gebroeders Harm en Ale van der Wal en Rein Walinga samen met Willem Louwsma. Het lokken en soms met succes vangen van overvliegende ganzen in het veld blijft altijd boeien. En de, vaak met koude vingers, geringde en in later jaren ook gekleurringde ganzen leveren veel interessante gegevens op. Het leverde ook veel boeiende contacten op zoals bv. met ganzen-expert Bart Ebbinge. Dankzij dit ringwerk kreeg ik van hem de formidabele gelegenheid om in het broedseizoen van 2005 en 2006 tweemaal als vrijwilliger aan het ganzen-onderzoek onder zijn leiding op de Siberische toendra langs de Noordelijke ijszee op Taimyr deel te nemen. Een onvergetelijke natuur-ervaring (mijn mooiste) en o.a. geweldig om rotgans, kolgans en roodhalsgans daar in hun broedgebieden te midden van de zeer imposante natuur te zien. Heel bijzonder is het de kol- en rotganzen die je hier ’s winters ziet in hun broedgebieden op Taimyr aan te treffen. En bovendien dan later in ons land daar door ons gekleurringde ganzen weer terug te zien. Bijna 10 jaar geleden is Trinus Haitjema naar Estland geëmigreerd en sindsdien doe ik het ringwerk bij de flappers in Zuidwest-Friesland. Helaas zijn dat alleen de gebroeders van der Wal nog, jammer genoeg is Rein Walinga gestopt met het flappen. Hopelijk kan het ganzenflappen ook in de toekomst op redelijke schaal uitgeoefend blijven. Het is een bijzondere combinatie van een oud ambacht met grote cultuurhistorische waarde en modern wetenschappelijk onderzoek die het zonder meer verdient in stand te blijven.