Waaruit bestaat de vangst en wat wordt er met de vangst gedaan?
De vangst bij het traditionele ganzenvangen voor wetenschappelijk onderzoek richt zich met name op ganzensoorten die in het hoge noorden broeden en hier in west Europa komen overwinteren. De gevangen ganzen worden direct na de vangst geringd met een metalen pootring. Ook worden er van de gevangen ganzen zo veel mogelijk biometrische gegevens verzameld, zo worden ze ook gemeten en gewogen. Direct daarna worden de gevangen ganzen weer in vrijheid gesteld.
Bij het traditionele ganzenvangen voor wetenschappelijk onderzoek richt de vangst zich met name op rietganzen en kolganzen. Dit komt omdat de in gevangenschap geboren tamme lokganzen die bij de vangst worden ingezet ook praktisch alleen uit die soorten bestaan. Incidenteel worden andere soorten als kleine rietgans, grauwe gans, nijlgans of Canadese gans gevangen en zeer incidenteel wordt er een rotgans, dwerggans of een roodhalsgans gevangen. Brandganzen worden tegenwoordig ook vrij algemeen gevangen. Gevangen wilde ganzen worden direct na de vangst uit de netten gehaald en tijdelijk even in jute zakken naar de schuilhut vervoerd. In de jute zakken is het donker waardoor eventueel aanwezige stress onder de gevangen wilde ganzen snel afneemt. Bij de schuilhut worden de gevangen ganzen tijdelijk in houten kooien geplaatst die aan de bovenzijde weinig of geen licht doorlaten, zodat de gevangen ganzen ook daar tot rust kunnen komen. Vanwege het natuurwetenschappelijk onderzoek worden er kort na de vangst biometrische gegevens van de gevangen ganzen verzameld, zoals vleugellengte, gewicht, lengte van de kop inclusief de snavel. Het geslacht wordt bepaald en ook wordt vastgesteld of het om juveniele (jonge) ganzen gaat enz. In verband met een onderzoek naar het voorkomen van griepvirussen onder vogels door het Erasmus MC, worden er ook cloaca- en keelswaps bij de gevangen ganzen afgenomen. Het merken gebeurd met een metalen pootring maar ook worden er halsbanden aangelegd of in een incidenteel geval kan er ook een gps- of satellietzender worden aangebracht. Een zender kan met een tuigje als een soort rugzakje op de rug van een gans worden aangebracht. De metalen pootringen van het Vogeltrekstation worden praktisch alleen teruggemeld als de gans geschoten is. Om die reden worden ganzen ook gemerkt met een halsband. De unieke code op de halsband kan met behulp van een telescoopkijker door vogelaars tot op grote afstand en over de gehele trekroute worden afgelezen. Ganzen worden zo vaak afgelezen, dat speciaal voor het terugmeldingen van de afgelezen ganzen de website www.geese.org gebouwd werd. Vogelaars kunnen de terugmelding zelf op deze website invoeren. Ook kunnen de historische gegevens van de afgelezen ganzen direct bekeken worden. Waar de vogel gevangen en geringd is en waar en door wie de desbetreffende gans overal afgelezen is. Het aflezen van in Nederland gevangen ganzen gebeurd vooral toch in de West Europese landen. Hoe verder terug naar de broedgebieden hoe minder ganzen met halsbanden er afgelezen worden. Door het aanbrengen van satelliet- of gps-zenders aan ganzen, is het mogelijk om gegevens van de volledige trekroute te verzamelen. Sommige van deze zenders zijn ook uitgerust met versnellingsmeters. Met versnellingsmetergegevens kan worden vastgesteld waar en wanneer en hoeveel tijd de gezenderde gans besteedde aan vliegen, foerageren, rusten enz.
Het aanbrengen van merktekens of (satelliet)zenders aan ganzen is niet natuurlijk. Toch is het de enigste manier om de gegevens te verzamelen die nodig zijn voor een bepaald onderzoek. in de praktijk is gebleken dat ganzen die weer losgelaten werden kort nadat er een halsband of satellietzender aangebracht werd, deze probeerden af te krijgen. Maar evenals een hond die voor het eerst een halsband om krijgt of een paard die voor het eerst een halster aanheeft wennen ook ganzen er vrij snel aan.
Overigens is het vangen van vogels, het aanbrengen van merktekens en het uitvoeren van andere verrichtingen gebonden aan strenge regelgeving. In een sommige gevallen zoals bij het nemen van bloedmonsters of het aanbrengen van satellietzenders is de Wet op de Dierproeven van toepassing en moet daarvoor een speciaal verzoek bij de NVWA ingediend worden.