Het doel

Met welk doel worden ganzen gevangen?

Wetenschappelijk onderzoek aan ganzen kan een grote bijdrage leveren bij de onderbouwing van het te vormen of gevormde beleid voor duurzaam en verantwoord (internationaal) beheer van ganzenpopulaties. Daarbij zijn ringgegevens van ganzen essentieel – met name om populatie-dynamische modellen goed te kunnen onderbouwen. Kol- en rietganzen zijn erg moeilijk te vangen, maar met behulp van het ‘old-style’ ganzenvangen om met getrainde lokganzen de wilde ganzen naar het net te lokken, is dit toch goed mogelijk. Voor het onderzoek is het dan ook van groot belang om deze vangtechniek in stand te houden. Hieronder leest u de uitgebreide informatie over het doel.

Begin jaren vijftig van de vorige eeuw raakten wetenschappers geïnteresseerd in de trekroutes van wilde ganzen. Voor die tijd werden ganzen uitsluitend gevangen als bron van extra inkomsten. Wilde ganzen leverden niet alleen vlees op, maar waren ook gewild als ruilhandelswaar. Vanaf 1954 ontstond er een overgangsregeling waarbij ganzenvangers konden kiezen: of de gevangen ganzen als jachtbuit opeten (of te verkopen aan de poelier) of ze beschikbaar stellen aan de wetenschap. In het laatste geval kregen de ganzen op de vangplaats een metalen pootring om waarna ze weer werden vrijgelaten. Na de wijziging van de Jachtwet in 1978 mogen ganzen met dit vangsysteem uitsluitend nog gevangen worden voor wetenschappelijke doeleinden. Het behoort niet meer tot de geoorloofde jachtmiddelen zoals dat vroeger wel het geval was. Sindsdien is er een ring- en onderzoeksprogramma van kracht waarbij de Nederlandse Vereniging Van Ganzenvangers samenwerkt met verschillende (internationale)wetenschappelijke instituten.

De vele ringgevens die door de jaren heen verzameld zijn kunnen niet alleen gebruikt worden om inzicht te krijgen in de verspreiding van ganzen in ruimte en tijd. Wanneer zitten ze waar? (Burgers et al. 1991). Ook kunnen er schattingen gemaakt worden voor hun jaarlijkse overlevingskans (Doude van Troostwijk 1974, Ebbinge 1987 & 1991). Door dit te relateren aan de veranderde jachtdruk in verschillende landen kan ook een indruk verkregen worden van het effect dat de jachtdruk heeft op de overlevingskans van ganzen.

Nauwkeurige schattingen van de jaarlijkse overlevingskans zijn onmisbaar voor het maken van goede prognoses over de verdere aantalsontwikkeling van deze ganzenpopulaties. Dergelijke prognoses zijn weer van belang voor de financiële consequenties van het beschermingsbeleid van de Nederlandse overheid, omdat de landbouwschade die de overwinterende ganzen veroorzaken door de overheid gecompenseerd wordt (Ebbinge 2000).

Ganzen WS 018Ganzen WS 019100_1333

Plaats een reactie